Nieuws

OPINIE: oude Vlaamse meesters roemen, meesters van morgen betuttelen: onze kunsten verdienen beter - Katia Segers

Ronny Wolfcarius

Thursday 01

April 2021 15:53

Opinie Katia Segers, Vlaams parlementslid Vooruit en professor media Vrije Universiteit Brussel

Morgen is de zoveelste D-Day voor de cultuursector sinds het aantreden van Cultuurminister Jambon (N-VA). Dan houdt de commissie cultuur van het Vlaams parlement een tweede bespreking van het nieuwe Kunstendecreet. Dat decreet is ongevraagd, onvoldragen, ondoordacht en onrealistisch.

Het houdt geen rekening met de impact van de coronacrisis op de kunstensector. Het decreet komt dus op het verkeerde moment, in volle crisis en derde lockdown, zonder vooruitzichten voor de cultuur- en eventsector. Hierdoor dreigt het decreet de sector nog meer in onzekerheid te storten. Daarom vroeg ik een nieuwe bespreking, in de hoop nog een en ander te kunnen rechttrekken.

Waarom is Jambon toch altijd uit op confrontatie? De betogingen in het najaar van 2019, nav de onzinnige besparing van 60 procent in de projectmiddelen, liggen nog vers in het geheugen. Het verzet ertegen was succesvol, want de besparingen werden teruggeschroefd. Ook nu weer lijkt de minister-president niet te willen luisteren. Waarom vertrouwt hij de sector opnieuw niet? Nochtans is uitgerekend dàt de insteek van zijn strategische visienota: ‘Vertrouwen in de kracht van kunst, in de ambities van onze kunstenaars en in het Vlaamse culturele veld’.

De agenda van de Vlaamse regering is ondertussen helaas duidelijk en wordt onverminderd doorgevoerd. Dat wekt allerminst vertrouwen. Kunst en cultuur worden geïnstrumentaliseerd: moeten dienen om geesten te rijpen en vervolgens harten te winnen voor de Vlaamse onafhankelijkheid. Er wordt geïnvesteerd in bakstenen, erfgoed, de hoge kunsten, een canon, een museum van de Vlaamse cultuur. Elk parlementslid dat hier morgen mee instemt, rolt die agenda mee uit.

De oude Vlaamse meesters worden geroemd, de Vlaamse meesters van vandaag en morgen worden bevoogd en betutteld en met wantrouwen bejegend. In dit kunstendecreet is de politisering helemaal terug. Bovendien wordt de concurrentie in deze ondergefinancierde sector opgedreven, en niet eens subtiel.

Zo wordt vanaf nu een onderscheid gemaakt tussen ‘opkomend’ en bewezen’ kunstenaars. Aanvankelijk voorzag het ontwerp zelfs dat een kunstenaar pas na 10 jaar carrière ‘bewezen talent’ kon worden genoemd. Terecht wijst onder meer Luc Tuymans in zijn striemende kritiek op het nieuwe Kunstendecreet erop dat carrières van kunstenaars zelden een rechte lijn volgen. Om een historisch voorbeeld te geven: Van Goghs carrière bestreek 40 jaar. Pas tijdens de laatste vier jaar maakte hij de werken die vandaag mondiaal geroemd zijn.

Tegelijk worden de mogelijkheden tot ondersteuning van die kunstenaars beknot: het aantal beurzen wordt beperkt, de combinatie ervan onmogelijk, de projectenpot dreigt alweer kleiner te worden door de manier van berekening, het veld wordt gebetonneerd én gepolitiseerd door een nieuwe categorie toe te voegen van 10-jarig gesubsidieerde organisaties en door alle belangrijke zaken niet in het decreet te regelen, maar over te laten aan de minister.

Aansluiting bij de diversiteit van onze samenleving en de praktijk van het cultuurwerk ontbreekt. Dat werk is per definitie internationaal, grens en discipline-overschrijdend én de basis van haar rijkdom en excellentie. Dat wereldwijd onze oude Vlaamse meesters geroemd worden, is precies omdat zij over heel Europa aan de slag gingen en radicaal nieuwe samenwerkingen opzochten. Die dynamiek, essentieel voor een artistiek proces, wordt in dit nieuwe decreet beknot. ‘Diversiteit’ is voor deze regering enkel een criterium voor participatie.

Waarom moeten we als samenleving gealarmeerd zijn? Tijdens de coronacrisis is de kwetsbaarheid van cultuurwerk niet alleen pijnlijk duidelijk geworden, maar helaas nog versterkt. Die precariteit is vooral het gevolg van structurele onderfinanciering van een sector die zo sterk gedreven wordt door passie tot creëren, waardoor onbetaald werk en precaire statuten bijna de norm zijn geworden. Dat moet stoppen.

Federaal wordt momenteel een ongezien traject uitgestippeld om cultuurwerkers de sociale bescherming te bieden die ze verdienen en nodig hebben om hun creativiteit maximaal te kunnen ontplooien, op maat van de praktijk. De inspanningen die daar gebeuren, mogen de Vlaamse regering niet ontslaan van haar verantwoordelijkheid om de Vlaamse meesters van morgen alle kansen te geven. Als we de socio-economische positie van onze kunstenaars willen versterken, moeten we daar op alle niveaus in dit land samen aan werken. Dat is de enige weg vooruit.

De betutteling en bevoogding vanuit de Vlaamse regering moet echt stoppen. Hiermee worden noch de cultuurwerkers vooruit geholpen, noch de Vlaming die in coronatijd meer dan ooit genoot van muziek, een boek, een museumbezoek, televisiereeksen en tegelijk zo hard live optredens miste.

Daarom, beste minister-president, een oproep. Begin met echt te luisteren naar de noden en te vertrouwen op de inschatting van ‘uw’ sector. Die zegt unisono: dit decreet zal ons ontwrichten, laat het los nu het nog kan. Onze cultuurwerkers verdienen méér vertrouwen, méér middelen, méér kansen en vooral méér vrijheid.


Ga naar Nieuws Vooruit
Over de Auteur

Ronny Wolfcarius

Deel dit artikel met je vrienden.